Tu du du, tu du du, tu du du
tu du du tu tu du du tu du du
tu du du tu, tu du du, tu du du,
tu du du tu, du du du.
1.
Tijdens carnaval hoe je niet te haasten
íedereen heeft tijd voor vroijkheid.
En een beetje aandacht voor je naaste, daarvan krijg je nooit geen spijt.
Tu du du .............
‘t Is in Vessem al vele jaren
met de carnaval ’n gezellig feest
Bij Spekstruif en Struivinnekes
daar moet je zijn geweest.
Tu du du……………
2.
Met z’n allen in de polonaise
iedereen de voetjes van de vloer.
Met de buurman of met ’n francaise
en de prins staat aan het roer.
3.
Efkes ginne stress op deze dagen
samen maken we gezelligheid.
Veel plezier voor ieders welbehagen
ieder heeft een fijne tijd.
4.
Zondag gaat de optocht door de straten
mensen die doen mee, groot en klein.
Mooie wagens het loopt in de gaten
ja, in Struifdonk moet je zijn.
| | |
|